Op vraag of iemand wist wat de naam van de schelp was, welke ik in de plantenhanger had verwerkt gaf Nienke aan dat het om een Schaalhoorn ging, ook wel nap-slakken genoemd.
Op basis van deze naam heb ik Wikipedia geraadpleegd, met onderstaande informatie over deze schelp:
Algemeen
De gewone schaalhoren heeft een stevige, napvormige schelp zonder windingen die tot 60 mm hoog kan worden. Vanaf de top stralen ongeveer 15 primaire ribben naar de basis met er tussen vaak secundaire ribben. De ribben worden gekruist door onregelmatige groeilijnen. De verhouding hoogte/breedte is variabel: dieren die laag op de kust leven en juvenielen zijn platter van vorm. De top ligt iets voor het midden. De schelp kan met zeepokken bedekt zijn. De basale rand heeft een ovale vorm en is oneffen, mede doordat hij vaak aangepast is aan de oneffenheden van de rots waarop het dier leeft. De binnenkant van de schelp is glad, groenig-grijs en vertoont een hoefijzervormige spierafdruk. De dieren kunnen tot 15 jaar oud worden, vooral in populaties die langzaam aangroeien. Het dier is eetbaar maar wordt zelden gegeten.
Kleur
De buitenkant van de schelp is grijs tot groenblauw, de binnenkant vuilwit tot zacht geel.
Voedsel
De schaalhoren is een grazer die vooral 's nachts graast: hij schraapt met zijn rasptong (radula) algen van de harde ondergrond waarop hij leeft. De dieren leggen tijdens het grazen afstanden af tot maximaal anderhalve meter. Vaak keren de dieren terug naar hun oorspronkelijke rustplek. Het mechanisme, waarmee het dier terugkeert naar zijn eigen rustplek, houdt verband met het chemisch traceren van het slijmspoor, dat door het dier werd achtergelaten.
Habitat
De gewone schaalhoren is een rotsbewoner die leeft in de getijdenzone. Als het water zich terugtrekt kan hij zich zo krachtig tegen de onderliggende stenen vastzuigen dat hij door mensen niet onbeschadigd is te verwijderen.
Voorkomen
Hij komt voor van Noorwegen (Lofoten) tot in de Middellandse Zee. In Bretagne komt hij zeer algemeen voor. In België en Nederland kan men hem aantreffen op havenmuren, strandhoofden en aangespoeld (soms vastgehecht aan riemwier).
Voortplanting
Patella vulgatais een protrandische hermafrodiet (de mannelijke geslachtscellen zijn eerder rijp dan de vrouwelijke), die ongeveer elke vier jaar van sekse verandert. Van oktober tot december worden ei- en zaadcellen vrijgelaten, als respons op een sterke springtij. De bevruchting is uitwendig. De pelagische larven zetten zich na een paar dagen vast, als ze een schelplengte van 0,2 mm hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten